Voorgesteld wordt het belastingreglement op motoren goed te keuren voor het aanslagjaar 2025.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Gelet op artikel 170§4 van de Grondwet;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 16 december 2019 waarbij voor het aanslagjaar 2020 tot en met 2024 een directe gemeentebelasting wordt gevestigd op de motoren gebruikt voor nijverheids-, landbouw- en handelsdoeleinden, ongeacht de krachtbron waarmede zij worden voortbewogen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de Omzendbrief KB/ABB 2019/2 van de Vlaamse Regering van 15/2/2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;
Overwegende dat de belastingtarieven dienen bestendigd te worden gelet op de voorziene ontvangsten in de 4de aanpassing van het meerjarenplan zoals goedgekeurd in december 2023;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017, zoals gewijzigd;
éénparig
Artikel 1: Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een gemeentebelasting van € 5,00 (vijf euro) per eenheid en per breuk van kilowatt gevestigd op de motoren gebruikt voor nijverheids-, landbouw- en handelsdoeleinden, ongeacht de krachtbron waarmede zij worden voortbewogen;
De bedrijven die belastbaar zijn, worden, na vaststelling van het te belasten kilowatt-vermogen volgens dit reglement, vrijgesteld voor 10% met een minimum van 100 Kilowatt.
De belasting is verschuldigd voor de motoren, die de belastingplichtige voor de exploitatie van zijn inrichting of van haar bijgebouwen gebruikt. Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd, iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, welke gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente gevestigd is.
Voor de motoren, gebruikt voor een zoals in het vorig lid bedoeld en op het grondgebied van een andere gemeente overgebracht bijgebouw, is geen gemeentebelasting verschuldigd voor het tijdvak van het gebruik in de andere gemeente. Wanneer, hetzij een inrichting, hetzij een als voren bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam verplaatsbare motoren gebruikt voor de verbinding met een of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting verschuldigd in die gemeente waar, hetzij de inrichting, hetzij het hoofdgebouw gevestigd is.
Art. 2: De kracht van de hydraulische toestellen wordt vastgesteld in gemeen overleg tussen de belanghebbende en het gemeentebestuur. Het staat de belanghebbende vrij in geval van onenigheid, een tegenexpertise uit te lokken.
Art. 3: De belasting wordt gevestigd op grond van de belastbare motorenkracht tijdens het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Ze wordt berekend per maand en elke gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld.
Art. 4: Van de belasting zijn vrijgesteld:
De motoren die gans het jaar stilliggen:
het ononderbroken stilliggen voor een duur gelijk aan of groter dan één maand, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden gedurende dewelke de toestellen hebben stil gelegen. Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld, de activiteit die beperkt is tot één dag werk op vier weken in de bedrijven die met de R.V.A. een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen. Met een inactiviteit voor de duur van één maand wordt eveneens gelijkgesteld de inactiviteit gedurende een periode van vier weken gevolgd door een activiteitsperiode van één week als het gebrek te wijten is aan economische oorzaken. Evenwel wordt de verplichte vakantieperiode niet in aanmerking genomen voor het bekomen van de belastingvermindering voor het stilliggen van de motoren. Ingeval van belastingvermindering wegens gedeeltelijk stilliggen, wordt de kracht van de vrijgestelde motor voorzien van een simultaanfactor, die op de inrichting van de belanghebbende toegepast is. Geen belastingvermindering kan aan belanghebbende verleend worden hetzij, of per post aangetekende, of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten, waarbij hij aan het gemeentebestuur door het ene, de datum van het stilliggen, en door het andere, de datum van de wederinstelling van de motor bekendmaakt. Voor de berekening van de belastingvermindering gaat de motorafzetting eerst in, na ontvangst van het eerste bericht.
De motor gebruikt voor het aandrijven van voertuigen, die onder de verkeersbelasting valt, of speciaal van deze belasting is vrijgesteld.
Motoren van een draagbaar toestel, indien de kracht ervan minder dan 500 Watt bedraagt.
De motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen, overeenstemmend met dat benodigd voor het drijven van de generator.
De door perslucht aangedreven motor.
a) de motorkracht gebruikt voor watermalingstoestellen om het even van waar het water voorkomt, in zoverre het overtollig of afvalwater geldt dat de normale gang van het bedrijf hindert.
b) de motorkracht gebruikt voor ventilatietoestellen, dienstig voor de salubriteit der werkplaatsen;
c) de motorkracht gebruikt voor verlichtingstoestellen.
De reservemotor, d.i. deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de normale gang der fabriek en die slechts werkt in uitzonderingsgevallen, voor zover zijn tewerkstelling niet ten gevolge heeft dat de productie der betrokken inrichting verhoogd wordt.
De wisselmotor, d.i. deze die uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als een ander, welke hij tijdelijk moet vervangen. De reserve- en wisselmotoren kunnen aangewend worden om terzelfdertijd te werken als deze die normaal gebruikt worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren.
Vrijstelling wordt verleend:
a) aan de natuurlijke en rechtspersonen, die op een op het grondgebied van de Gemeente Hooglede gelegen bedrijventerrein, opgemaakt in toepassing van de het Decreet Ruimtelijke Economie van 13/04/2012, de Vlaamse Codes Ruimtelijke Ordening en het Decreet van 24/04/2014 betreffende de omgevingsvergunning:
1° een nieuwe vestiging (gebouw) oprichten,
2° een bestaand vestiging uitbreiden (uitbreiding gebouw).
b) aan de natuurlijke en rechtspersonen, die op het grondgebied van de Gemeente Hooglede, buiten de bedrijventerreinen, zoals bepaald in a), een bestaande vestiging uitbreiden (uitbreiding gebouw), met als gevolg een vermeerdering van het tewerkgestelde personeel en een vermeerdering van het drijfkrachtvermogen met 50% (beide voorwaarden t.o.v. het voorgaande jaar). Deze beide voorwaarden dienen eveneens blijvend en ononderbroken vervuld gedurende de ganse periode van vrijstelling.
Omvang van de vrijstelling voor het geval bedoeld in:
a) 1°: gedurende 3 jaar voor het volledige drijfkrachtvermogen in de nieuwe vestiging,
2° gedurende 3 jaar voor de vermeerdering van het drijfkrachtvermogen.
b) gedurende 3 jaar voor de vermeerdering van het drijfkrachtvermogen.
Deze periode van 3 jaar neemt aanvang met het jaar van inwerkstelling van de nieuwe vestiging of de uitbreiding. De gemotiveerde aanvraag tot het bekomen van deze vrijstelling moet worden ingediend samen met het aangifteformulier zoals bedoeld in art. 6. Het schepencollege beslist over de vraag tot vrijstelling.
De motoren gebruikt in de stations van de aardgasvoorziening om de compressoren aan te drijven, welke instaan voor het drukregime in de vervoerleidingen.
Art. 5: Wanneer de installaties van een nijverheidsbedrijf voorzien zijn van meetapparaten voor het maximum kwartiervermogen waarvan de opneming maandelijks door de leveranciers van elektrische energie worden gedaan met het oog op het factureren ervan, kan op verzoek van de exploitant, het bedrag van de belasting worden vastgesteld op basis van het belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variatie, van het ene tot het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maandelijkse maximumkwartiervermogens. Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het belastbare vermogen uitgedrukt in Kw dat voor het jongste belastingjaar op grond van artikel 1 t/m 3 van huidig reglement wordt vastgesteld en het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximumkwartiervermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar. Deze verhouding wordt “verhoudingsfactor” genoemd. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximum-kwartiervermogens van het jaar met de verhoudingsfactor.
De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van het maximumkwartiervermogen van één jaar niet meer verschilt dan 20% van die van het refertejaar, d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt dit verschil meer dan 20% dan telt het bestuur de belastbare elementen, teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen. Om het voordeel der bepalingen van dit artikel te genieten, moet de exploitant, voor 31 januari van het belastingjaar, een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen, met opgave van de maandelijkse waarden van het maximum-kwartiervermogen, die in zijn installaties worden opgenomen tijdens het jaar, voorafgaande aan dat met ingang waarvan hij om toepassing van deze bepalingen verzoekt. Hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte, de opgave der maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen van het belastingjaar te voegen, en het bestuur toe te laten, ten allen tijde de in zijn installaties gedane metingen van het maximumkwartuurvermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie te controleren. De exploitanten die deze wijze van aangifte, controle en aanslag kiezen, verbinden zich door hun keuze voor een tijdvak van vijf jaar. Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het optietijdvak, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar.
Art. 6:
De belastingplichtige moet jaarlijks ten laatste op 31 oktober van het aanslagjaar een schriftelijke aangifte indienen voorzien van de noodzakelijke bewijsstukken, bij het gemeentebestuur (Dienst Financiën – marktplaats 1 te Hooglede). Dit gebeurt op een door het gemeentebestuur voorgeschreven formulier. Een belastingplichtige die geen aangifteformulier gekregen heeft, moet spontaan dit formulier vragen aan de bevoegde administratie (Dienst Financiën, Marktplaats 1 te Hooglede).
Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. De aangifte is laattijdig wanneer ze na de uiterste indieningsdatum is gepost of wanneer ze na de laatste nuttige dag wordt afgegeven tegen ontvangstbewijs.
De administratie kan aan de belastingplichtige een “voorstel van aangifte” bezorgen. De titel van dit document omschrijft duidelijk dat het om een “voorstel van aangifte” gaat. Als de gegevens op dit “voorstel van aangifte” onjuist of onvolledig zijn, moet de belastingplichtige ten laatste op 31 oktober van het aanslagjaar dit “voorstel van aangifte” verbeterd, vervolledigd en ondertekend terugsturen. Het tijdig teruggezonden en gecorrigeerde of aangevulde voorstel tot aangifte, geldt in dat geval als aangifte.
Als de gegevens op dit “voorstel van aangifte” correct zijn, is de belastingplichtige niet verplicht dit formulier tegen 31 oktober terug te sturen. In dat geval is automatisch aan de aangifteplicht voldaan en wordt de belasting gevestigd op basis van de gegevens vermeld op het toegestuurde “voorstel van aangifte”.
Bij gebreke aan aangifte binnen de in de verordening gestelde termijn of in geval van onjuiste, onvolledige, onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd brengt het college van burgemeester en schepenen of het personeelslid dat daartoe is aangesteld de belastingplichtige, met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De belasting mag niet worden gevestigd voor die termijn verstreken is, behoudens als de rechten van de gemeentelijke thesaurie in gevaar verkeren ingevolge een andere oorzaak dan het verstrijken van de aanslagtermijnen.
Ambtshalve belastingen kunnen geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Die termijn van drie jaar wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
Als een belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen.
Ook de kracht van de volgens art. 4 onbelastbare motoren dient te worden aangegeven.
Art. 7: De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 8: Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2025.
Art. 9: Onderhavig reglement wordt ter kennisgeving aan de heer Provinciegouverneur voorgelegd.