Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 7,9% aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting geheven.
Beslissing: goedgekeurd met 14 ja-stemmen (fractie Groep 21, fractie Team Burgemeester en fractie Vlaams Belang) en 7 onthoudingen (fractie Allen 8830)
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 25 november 2024 houdende vestiging voor het aanslagjaar 2025 van een aanvullende gemeentebelasting van 8% op de personenbelasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar;
Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de continuering van deze belasting vergt;
Gelet op de artikelen 41, 162 en 170, §4 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994;
Gelet op de artikelen 464 tot en met 470/2 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992;
Gelet op het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Overwegende dat het gerechtvaardigd is een billijke financiële tussenkomst te vragen van de inwoners van de gemeente, gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven;
Gelet op het continueren van de beslissing van de gemeenteraad van 25 november 2024 (vaststelling van deze belasting voor het aanslagjaar 2025);
met 14 ja-stemmen (fractie Groep 21, fractie Team Burgemeester en fractie Vlaams Belang) en 7 onthoudingen (fractie Allen 8830)
Artikel 1: Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
Art. 2: De belasting wordt vastgesteld op 7,9% van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
Art. 3: De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen gebeuren door het toedoen van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen en deze belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Art. 4: Deze beslissing wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.