Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Beslissing: goedgekeurd met 14 ja-stemmen (fractie Groep 21, fractie Team Burgemeester en fractie Vlaams Belang) en 7 neen-stemmen (fractie Allen 8830)
Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;
Gelet op artikel 41, 2e alinea, 14° van het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december
2017;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 15 februari 2019;
Overwegende dat in de gemeente Hooglede een aantal tweede verblijven aanwezig zijn, die bijkomende lasten voor de gemeente met zich meebrengen (op vlak van administratie en veiligheid en inzake infrastructuur en afvalbeheersing), dat het bijgevolg aangewezen is een belasting op tweede verblijven in te voeren;
Overwegende dat de gemeente er zo veel mogelijk zorg voor moet dragen dat eenieder die gebruik maakt van de gemeentelijke dienstverlening ook een fiscale bijdrage levert ter financiering van deze dienstverlening;
Overwegende evenwel dat inwoners van de gemeente reeds structureel bijdragen aan de gemeentelijke financiën via gemeentelijke belastingen, specifiek gelinkt aan het wonen en het gebruik van voorzieningen op het grondgebied; dat de gemeente het gepast acht om dubbele lastendruk op het woon-en gebruikspatroon van inwoners te vermijden; dat een vrijstelling voor de eigen inwoners een maatregel van evenredigheid vormt binnen de globale gemeentelijke fiscaliteit.
met 14 ja-stemmen (fractie Groep 21, fractie Team Burgemeester en fractie Vlaams Belang) en 7 neen-stemmen (fractie Allen 8830)
Artikel 1: Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Art. 2: Een tweede verblijf is elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf is van de zakelijk gerechtigde, de huurder of de gebruiker ervan, maar die wel op elk ogenblik door hen kan worden bewoond. De woning beschikt over een slaapgelegenheid, kookgelegenheid, badkamer en de nodige nutsvoorzieningen en is voor meer dan 50% in gebruik als woning. De woning voldoet aan de Vlaamse Wooncode, wat betekent dat zij geschikt is om te bewonen.
Hoofdverblijf houdt in dat de eigenaar, de huurder of de gebruiker op dit adres is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister.
Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans en die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
Als tweede verblijf worden niet beschouwd:
- de constructie die uitsluitend gebruikt wordt voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit en waarbij de woonfunctie volledig ontbreekt
- de woongelegenheid die rechtstreeks verbonden is met een handelsgedeelte of een gedeelte voor het uitoefenen van een vrij beroep, en die bijgevolg niet afzonderlijk kan gebruikt worden
- de studentenkamers
- de woning palend aan de woning waar de belastingplichtige gedomicilieerd is en onder één huisnummer valt
- de woongelegenheid die opgenomen is in de inventaris van leegstand
- tenten, verplaatsbare caravans, woonaanhangwagens
- panden die voldoen aan de voorwaarden voor toeristische logies volgens Toerisme Vlaanderen en als dusdanig gebruikt worden.
De opsporing van de tweede verblijven gebeurt door de bevoegde ambtena(a)r(en) van de gemeente, aangesteld door het College van Burgemeester en Schepenen. De opsporing kan tevens gebeuren door een personeelslid, aangesteld door het College van Burgemeester en Schepenen, van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare.
De bevoegde ambtenaren van de gemeente en de personeelsleden van de intergemeentelijke Woondienst regio Roeselare zijn gemachtigd de feitelijke toestand ter plaatse vast te stellen.
Art. 3: De belasting is verschuldigd door diegene die op 1 januari van het aanslagjaar zakelijk gerechtigde is van het tweede verblijf.
De hoedanigheid van het tweede verblijf wordt op diezelfde datum beoordeeld.
Ingeval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder of de erfpachthouder. De naakte eigenaar is hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting.
Ingeval van mede-eigendom is iedere mede-eigenaar belastingplichtige in verhouding tot zijn aandeel in het tweede verblijf. Elke mede-eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 4: De belasting wordt vastgesteld op 1.000 euro per tweede verblijf.
Art. 5: Indien het tweede verblijf op 1 januari van het aanslagjaar wordt verhuurd en er geen domicilie is gevestigd in het betrokken goed, is de belasting voor dat aanslagjaar – in afwijking van artikel 3 – verschuldigd door de huurder, op voorwaarde dat de eigenaar tijdig en afdoende de huur bewijst en de gemeente in kennis stelt van de identiteit van de huurder. Als bewijsstukken worden aanvaard: een geregistreerde huurovereenkomst en betalingsbewijzen van de huurgelden en/of de waarborg. De eigenaar bezorgt de bewijsstukken en de identiteitsgegevens van de huurder uiterlijk op 31 januari van het aanslagjaar aan de financiële dienst van de gemeente, bij gebreke waaraan de belastingplicht voor het betrokken aanslagjaar bij de eigenaar blijft te liggen. De verschuiving van de belastingplicht geldt uitsluitend voor het betrokken aanslagjaar en moet jaarlijks opnieuw worden aangetoond.”
Art. 6: Een vrijstelling van de belasting op tweede verblijven wordt verleend aan natuurlijke personen die op 1 januari van het aanslagjaar hun hoofdverblijfplaats hebben in de gemeente en die daarnaast in dezelfde gemeente een tweede verblijf bezitten
Art. 7: De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van Burgemeester en Schepenen.
Art. 8: De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9: De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van Burgemeester en Schepenen volgens de modaliteiten van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Art. 10: Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2026 en vervangt voorgaande reglementen.