Er wordt voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Beslissing: goedgekeurd met 13 ja-stemmen (CD&V-fractie, fractie Allen 8830), 8 neen-stemmen (fractie Groep 21)
Overwegende dat in de gemeente Hooglede een aantal tweede verblijven aanwezig zijn, die bijkomende lasten voor de gemeente met zich meebrengen (op vlak van administratie en veiligheid en inzake infrastructuur en afvalbeheersing), dat het bijgevolg aangewezen is een belasting op tweede verblijf in te voeren;
Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;
Gelet op artikel 41, 2e alinea, 14° van het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 15 februari 2019;
met 13 ja-stemmen (CD&V-fractie, fractie Allen 8830), 8 neen-stemmen (fractie Groep 21)
Artikel 1: Er wordt voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Art. 2: Een tweede verblijf is elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf is van de eigenaar of de huurder, maar die wel op elk ogenblik door hen kan worden bewoond. De woning beschikt over een slaapgelegenheid, kookgelegenheid, badkamer en de nodige nutsvoorzieningen en is voor meer dan 50% in gebruik als woning. De woning voldoet aan de Vlaamse Wooncode, wat betekent dat zij geschikt is om te bewonen.
Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans en die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
Als tweede verblijf worden niet beschouwd:
- de constructie die uitsluitend gebruikt wordt voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit
- de woongelegenheid die rechtstreeks verbonden is met een handelsgedeelte of een gedeelte voor het uitoefenen van een vrij beroep, en die bijgevolg niet afzonderlijk kan gebruikt worden
- de studentenkamers
- de woning palend aan de woning waar de belastingsplichtige gedomicilieerd is en onder één huisnummer valt
- de woongelegenheid die opgenomen is in de inventaris van leegstand
- tenten, verplaatsbare caravans, woonaanhangwagens
- panden die voldoen aan de voorwaarden voor toeristische logies volgens Toerisme Vlaanderen en als dusdanig gebruikt kunnen worden.
De opsporing en vaststelling van de tweede verblijven gebeurt door de bevoegde ambtenaar van de gemeente, aangesteld door het College van Burgemeester en Schepenen. De opsporing kan tevens gebeuren door een personeelslid, aangesteld door het College van Burgemeester en Schepenen, van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare.
De bevoegde ambtenaren van de gemeente zijn gemachtigd de huidige toestand ter plaatse vast te stellen.
Art. 3: De belasting is verschuldigd voor diegene die op 30 juni van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf.
De hoedanigheid van het tweede verblijf wordt op diezelfde datum beoordeeld.
Art. 4: De belasting wordt vastgesteld op 1.000 euro per tweede verblijf.
Art. 5: De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.
Bij gebrek aan aangifte binnen de vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het College aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 6: Op de overeenkomstig artikel 5 ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging worden toegepast van:
- 20% van de verschuldigde belasting bij de eerste overtreding;
- 50% van de verschuldigde belasting vanaf de tweede tot en met de vierde overtreding;
- 100% van de verschuldigde belasting, vanaf de vijfde overtreding.
Het bedrag van deze verhoging wordt gekohierd. Een correcte aangifte herstelt de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig.
Art. 7: De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van Burgemeester en Schepenen.
Art. 8: De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9: De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van Burgemeester en Schepenen volgens de modaliteiten van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het bezwaar moet op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Art. 10: Dit reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2023.