Gevraagd wordt om het verslag van de vorige zitting goed te keuren.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
éénparig
Het verslag van de vorige zitting wordt goedgekeurd.
Gevraagd wordt om de wijzigingen aan het huishoudelijk reglement van de OCMW-raad goed te keuren.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Gelet op artikel 38 en 74 van het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad dd. 28 januari 2019 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad;
Gelet op het ontwerp tot wijziging van het huishoudelijk reglement, meer specifiek de bepalingen van artikel 11 m.b.t. de mondelinge en schriftelijke vragen, waarin de procedure voor de mondelinge vragen wordt aangepast en verder verfijnt;
éénparig
Enig artikel: Goedkeuring wordt verleend aan de volgende wijziging in het huishoudelijk reglement van de OCMW-raad:
Artikel 11:
De OCMW-raadsleden hebben het recht aan het Vast Bureau mondelinge en schriftelijke vragen te stellen.
Daarvoor is geen toegelicht voorstel van beslissing nodig.
Mondelinge vragen kunnen worden gesteld op het einde van de openbare zitting. Een mondelinge vraag is een duidelijk geformuleerde bevraging met informatieve strekking over een aangelegenheid van het OCMW vreemd aan de dagorde van de raadszitting en die ook slechts een korte beantwoording vereist. Elk raadslid dat een mondelinge vraag wenst te stellen, bezorgt deze uiterlijk 4 dagen voor de dag van de vergadering per brief of mail gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en de algemeen directeur. Het antwoord op deze mondelinge vraag wordt steeds gegeven tijdens de zitting waarvoor de vraag is ingediend.
Voor vragen die na de gestelde termijn en uiterlijk voor aanvang van de zitting van de OCMW-raad worden ingediend, zal het Vast Bureau nagaan of de vraag nog tijdens de geplande zitting kan beantwoord worden. Indien dit niet het geval is, zal dit gebeuren tijdens de daaropvolgende zitting.
Op schriftelijke vragen van raadsleden wordt binnen de maand na ontvangst schriftelijk geantwoord.
De deontologische code geeft lokale mandatarissen een kader waarbinnen ze hun mandaat moeten uitoefenen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. De deontologische code is in de eerste plaats dan ook niet gemaakt om te bestraffen, maar om een veilige omgeving te creëren waarbinnen de lokale mandatarissen moeten werken. De code is een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden: dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Overwegende dat een deontologische code lokale mandatarissen een kader geeft waarbinnen ze hun mandaat moeten uitoefenen;
Overwegende dat de code een algemene leidraad is voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat;
Overwegende dat dit handelen steunt op de volgende waarden: dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid;
Gelet op artikel 39 en artikel 74 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Overwegende dat het decreet lokaal bestuur voorziet in het opmaken van een deontologische code voor de lokale mandataris;
Overwegende dat het de bedoeling is dat hierin de bestaande decretale bepalingen in verband met de verplichte deontologische houding van de lokale mandataris, verder uitgewerkt, verdiept en geconcretiseerd worden in een eigen lokaal reglement;
Gelet dat juridisch gezien er twee codes nodig zijn: één voor de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen en één voor de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en het bijzonder comité voor de sociale dienst;
Overwegende dat er voor de leden van het Bijzonder Comité Sociale Dienst een aanvulling is voorzien van de deontologische code;
éénparig
Enig artikel: De deontologische code voor mandatarissen wordt als volgt aangenomen:
Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze aanvullende deontologische code is van toepassing op de lokale mandatarissen.
Voor de gemeente worden hieronder begrepen:
de voorzitter van de gemeenteraad
de gemeenteraadsleden,
de burgemeester,
de schepenen.
Voor het OCMW worden hieronder begrepen:
de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn,
de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn,
de voorzitter van het vast bureau
Belangenvermenging en de schijn ervan
Art. 2
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet gebruiken voor het eigen persoonlijk belang. Dat mag ook niet voor het persoonlijk belang van een ander persoon of het belang van een organisatie bij wie hij/zij een directe of indirecte betrokkenheid heeft.
Art. 3
Een lokale mandataris gaat actief en uit zichzelf alle vormen van belangenvermenging, en zelfs de schijn daarvan, tegen. Een lokale mandataris neemt geen deel aan de bespreking en de stemming wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging speelt.
Art. 4
Een lokale mandataris beseft dat mogelijke belangenvermenging niet beperkt is tot de bespreking en stemming. Daarom zorgt een lokale mandataris dat er ook geen enkele beïnvloeding is tijdens de andere fases van het besluitvormingsproces.
Art. 5
Een lokale mandataris zorgt dat bij contacten met de burger nooit de schijn gewekt wordt dat particuliere belangen begunstigd (kunnen) worden.
Art. 6
Een lokale mandataris mag de in Art. 10 van het Decreet Lokaal Bestuur genoemde functies niet uitoefenen.
Art. 7
Een lokale mandataris mag de in Art. 27 §2 van het Decreet Lokaal Bestuur genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan.
Art. 8
Ter bevordering van de transparantie en om schijn van partijdigheid te voorkomen, meldt een lokale mandataris aan de algemeen directeur welke betaalde en onbetaalde mandaten hij/zij vervult naast het politiek mandaat bij het lokaal bestuur.
Art. 9
Een lokale mandataris meldt aan de algemeen directeur wanneer hij/zij substantiële financiële belangen heeft (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee de gemeente/het OCMW zaken doet of waarin de gemeente/het OCMW een belang heeft.
Art. 10
De door een lokale mandataris gemelde mandaten en substantiële financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan mandaat of belang moet meegedeeld worden. De algemeen directeur of een personeelslid dat daartoe door de algemeen directeur werd aangewezen, draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst van gemelde mandaten en belangen.
Corruptie en de schijn ervan
Art. 11
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen, diensten of andere gunsten die hem/haar gegeven of beloofd werden.
Art. 12
Een lokale mandataris moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.
Art. 13
Een lokale mandataris neemt geen geschenken aan die hem/haar door zijn/haar functie worden aangeboden. Eventueel uitgezonderd zijn de incidentele, kleine attenties (zoals een bloemetje of een fles wijn) waarbij de schijn van corruptie en beïnvloeding minimaal is én waarbij minstens aan één van de onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
Het weigeren of teruggeven van het geschenk zou de gever ernstig kwetsen of bijzonder in verlegenheid brengen.
De overhandiging van het geschenk vindt in het openbaar plaats.
Het terugbezorgen van het geschenk is praktisch onwerkbaar.
Het gaat om een prijs die door de lokale mandataris gewonnen wordt bij een tombola of activiteit.
Art. 14
Als geschenken (al dan niet volgens de regels in Art. 13 van deze code) in het bezit komen van een lokale mandataris, wordt dit door de lokale mandataris gemeld aan de algemeen directeur.
Afhankelijk van de aard van het geschenk en de omstandigheden waarin het gegeven werd, wordt het ofwel alsnog terugbezorgd, ofwel eigendom van de gemeente/het OCMW.
Art. 15
De gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn kan in concrete gevallen afwijken van de regels die gelden over het aannemen van geschenken. Dit kan enkel in volledige openbaarheid.
Art. 16
Een lokale mandataris accepteert geen persoonlijke geschenken, voordelen of diensten van anderen, die hem/haar uit door zijn/haar functie worden aangeboden, ontvangen, tenzij aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
Het weigeren ervan maakt het raadswerk onmogelijk of onwerkbaar.
De schijn van corruptie of beïnvloeding is minimaal.
Art. 17
Een lokale mandataris gebruikt die persoonlijke geschenken, voordelen of diensten die voor zijn/haar raadswerk aangenomen mogen worden nooit voor privédoeleinden.
Art. 18
Een lokale mandataris accepteert uitnodigingen (lunches, diners, recepties en andere) die door anderen betaald of gefinancierd worden enkel wanneer aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
De uitnodiging behoort tot de uitoefening van het raadswerk.
De aanwezigheid kan worden beschouwd als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente/het OCMW, …).
De schijn van corruptie of beïnvloeding is minimaal.
Art. 19
Een lokale mandataris accepteert werkbezoeken, waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd besproken te worden op de gemeenteraad of het fractievoorzittersoverleg/de raad voor maatschappelijk welzijn. De invitatie kan alleen geaccepteerd worden wanneer het bezoek aantoonbaar van belang is voor de gemeente/het OCMW en de schijn van corruptie of beïnvloeding minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd (schriftelijk) verslag gedaan aan de raad.
Het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur
Art. 20
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgelegd zijn over het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur.
Art. 21
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgesteld zijn voor het gebruik van interne voorzieningen die voor het raadswerk worden voorzien zoals opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Art. 22
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels over onkostenvergoedingen zoals vastgesteld in het huishoudelijk reglement.
Omgaan met informatie
Art. 23
De gemeenteraad/ De raad voor maatschappelijk welzijn werkt onder het principe van principiële openbaarheid. Zij ziet erop toe dat het college van burgemeester en schepenen/het vast bureau alle relevante informatie aangaande dossiers, stukken en akten openbaar toegankelijk maakt.
Art. 24
Een lokale mandataris communiceert eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan hij/zij individueel gestemd heeft. Daarnaast communiceert een lokale mandataris eerlijk over de reden en motieven op basis waarvan de raad als geheel de beslissing genomen heeft.
Art. 25
Een lokale mandataris is gebonden aan het beroepsgeheim wanneer hij/zij door de functie van lokale mandataris kennis krijgt van geheimen die door personen aan de gemeente/ het OCMW zijn toevertrouwd. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt.
Art. 26
Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor lokale mandatarissen. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens een besloten vergadering (feiten, meningen, overwegingen…).
Art. 27
Een lokale mandataris heeft een algemene discretieplicht. Hij/zij gaat op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hem/haar toekomt in de uitoefening van zijn/haar functie.
Art. 28
Een lokale mandataris gebruikt de informatie die hij/zij kreeg door de uitoefening van zijn/haar functie enkel voor zijn/haar raadswerk en niet voor zijn/haar persoonlijk belang of voor het persoonlijk belang van anderen.
Art. 29
Een lokale mandataris maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door wanneer het niet zeker is dat de afzender daarmee zou instemmen. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender wordt de expliciete toestemming gevraagd.
Onderlinge omgang en afspraken over vergaderingen
Art. 30
Raadsleden gaan respectvol om met elkaar, de leden van het college en de personeelsleden van de gemeente.
/
Raadsleden gaan respectvol om met elkaar, de voorzitter en de leden van het vast bureau, de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de personeelsleden van het OCMW.
Art. 31
Raadsleden richten zich tot elkaar, de leden van het college/het vast bureau en de leden van het bijzonder comité, de algemeen directeur en de andere personeelsleden op een correcte wijze en dit zowel verbaal, non-verbaal als schriftelijk, inclusief de elektronische communicatie.
Art. 32
Lokale mandatarissen houden zich tijdens vergaderingen van de politieke organen aan het huishoudelijk reglement en volgen de aanwijzingen van de voorzitter hierover op.
Art. 33
Lokale mandatarissen onthouden zich in het openbaar, dus ook in openbare raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over individuele personeelsleden.
Naleving en handhaving van de deontologische code
Art. 34
De gemeenteraad /raad voor maatschappelijk welzijn stelt regels op over het omgaan met de deontologische code en mogelijke schendingen ervan.
Art. 35
De gemeenteraad/De raad voor maatschappelijk welzijn ziet erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.
Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:
het voorkomen van mogelijke schendingen
het signaleren van vermoedens van schendingen van de deontologische code
het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de deontologische code
het eventueel zich uitspreken over schendingen van de deontologische code
Art. 36
Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Art. 37
Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Art. 38
Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij/zij hiervan melding van maken bij de algemeen directeur of het personeelslid dat door de algemeen directeur daartoe werd aangewezen.
Indien het vermoeden van een schending blijft bestaan, meldt de lokale mandataris dit aan de voorzitter van de gemeenteraad/de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, die dan meteen doorverwijst naar de daartoe aangewezen persoon of instantie om een vooronderzoek te doen.
Art. 39
Wanneer er na vooronderzoek door de aangewezen instantie een concreet vermoeden bestaat dat een lokale mandataris een regel van de deontologische code heeft overtreden, kan opdracht gegeven worden tot het verrichten van een uitgebreid onderzoek hiernaar.
Art. 40
Wanneer vaststaat dat er sprake is van overtreding van een regel van de deontologische code, kan dit leiden tot een uitspraak van de gemeenteraad/De raad voor maatschappelijk welzijn over de betreffende mandataris die de schending heeft begaan.
Art. 41
Minimaal één keer per bestuursperiode evalueren de fractievoorzitters tijdens het fractievoorzittersoverleg deze deontologische code. Ze bekijken of de code nog actueel is, nog goed werkt en of ze nageleefd wordt.
Enkele algemene bepalingen
Art. 42
De lokale mandatarissen zullen voor de omschrijving van hun dienstverlenende activiteiten geen termen gebruiken die verwarring kunnen scheppen met officiële, door de overheden ingestelde instanties belast met het verstrekken van informatie of met de behandeling van klachten. Het gebruik van de termen ‘ombuds’, ‘klachtendienst’ en andere afleidingen of samenstellingen is verboden.
Art. 43
De lokale mandatarissen maken in hun verkiezingscampagnes en -mailings die gericht zijn op individuen geen melding van de diensten die zij eventueel voor de betrokkenen hebben verricht. In geen geval mogen zij de indruk wekken dat zij om steun vragen in ruil voor bewezen diensten.
Art. 44
Bij hun optreden op en buiten het lokale bestuursniveau en in hun contacten met individuen, groepen, instellingen en bedrijven, geven de lokale mandatarissen principieel voorrang aan het algemeen boven het particulier belang.
Art. 45
Elke vorm van rechtstreekse dienstverlening, informatiebemiddeling, doorverwijzing of begeleiding gebeurt zonder enige materiële of geldelijke tegenprestatie van welke aard of omvang ook en mag geen vorm van cliëntenwerving inhouden.
Art. 46
De lokale mandatarissen staan op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste van alle burgers zonder onderscheid van geslacht, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische en/of religieuze overtuiging, ideologische voorkeur of persoonlijke gevoelens.
Informatiebemiddeling
Art. 47
Het behoort tot de wezenlijke taken van de lokale mandataris informatie te ontvangen en te verstrekken, in het bijzonder over de diensten die instaan voor informatieverstrekking en over de manier waarop de burger zelf informatie kan opvragen in het kader van de openbaarheid van bestuur.
Art. 48
De lokale mandatarissen stellen informatie ter beschikking van de burger met betrekking tot de werking van de ombudsdiensten en van de diensten die instaan voor de behandeling van klachten over het optreden of het niet-optreden van de overheid.
Art. 49
Informatie waarop de vraagsteller geen recht heeft, die de goede werking van de administratie kan doorkruisen of die de privacy van anderen in het gedrang kan brengen, mogen door de lokale mandatarissen niet worden doorgegeven.
Art. 50
De lokale mandatarissen verwijzen de vragensteller, waar mogelijk, naar de bevoegde administratieve dienst(en). Waar het gaat om de behandeling van klachten en/of conflicten, worden de belanghebbenden in eerste instantie doorverwezen naar de bevoegde klachten- of ombudsdienst.
Administratieve begeleiding en ondersteuning
Art. 51
De lokale mandatarissen kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de administratie of met de betrokken instanties. Zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te verkrijgen over de stand van zaken in een dossier, daarover nadere uitleg en toelichting te vragen en vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.
Art. 52
Bij de administratieve begeleiding en ondersteuning van de burgers respecteren de lokale mandatarissen de onafhankelijkheid van de diensten en van de personeelsleden, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als redelijk moeten worden beschouwd voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.
Art. 53
De briefwisseling met de overheid, gevoerd in het kader van de administratieve begeleiding en ondersteuning, wordt uitsluitend op naam van de burger gesteld. Er wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de begeleidende en ondersteunende rol van de lokale mandataris
Bespoedigings- en begunstigingstussenkomsten
Art. 54
Bespoedigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij lokale mandatarissen een administratieve procedure proberen te bespoedigen in gevallen of in dossiers die zonder die tussenkomst een regelmatige afloop of resultaat zouden krijgen, maar dan na verloop van een langere verwerkings- of behandelingstermijn. Dergelijke tussenkomsten, die een ongelijke behandeling van de betrokken burgers inhouden, zijn verboden.
Art. 55
Begunstigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de lokale mandataris zijn voorspraak aanwendt om de afloop of het resultaat van een zaak of van een dossier te beïnvloeden in de door de belanghebbende burger gewenste zin. Dergelijke tussenkomsten zijn verboden.
Art. 56
Tussenkomsten bij selectievoerende instanties, die tot doel hebben het verhogen van kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de administratie, zijn verboden.
Lokale mandatarissen die om steun gevraagd worden door of voor kandidaten die een functie, aanstelling of bevordering ambiëren, delen betrokkene mee dat de aanstelling, de benoeming of de bevordering gebeurt op basis van de geldende normen en procedures. Zij verwijzen de belanghebbende naar de bevoegde dienst of instantie.
Art. 57
Lokale mandatarissen mogen occasioneel en op eigen initiatief personen aanbevelen bij werkgevers in de particuliere sector. Ze mogen geen enkele tegenprestatie, van welke aard ook, beloven of leveren aan de betrokken werkgevers.
Art. 58
De algemeen directeur neemt de nodige maatregelen opdat de dossierbehandelende personeelsleden alle tussenkomsten opnemen in het desbetreffende administratieve dossier, wat ook de aard van de tussenkomst of de hoedanigheid van de tussenkomende persoon is.
Art. 59
Louter informatieve vragen van algemene of technische aard worden niet beschouwd als tussenkomsten die in het administratief dossier dienen te worden opgenomen
De deontologische code voor leden en voorzitter van het Bijzonder Comité Sociale Dienst is een aanvulling op de deontologische code voor lokale mandatarissen. Deze aanvulling vervangt de algemene deontologische code dus niet, maar vult ze aan.
In het BCSD wordt immers beslist over individuele maatschappelijke dienstverlening en integratie en krijgt men te maken met erg gevoelige informatie van kwetsbare mensen voor wie het OCMW vaak het allerlaatste vangnet is. Beslissen binnen zo een hulpverleningscontext vergt dan ook specifieke competenties en bijkomende deontologische aandachtspunten voor wie in het BCSD zetelt. Een specifieke aanvullende code is dan ook aan te raden.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Overwegende dat de deontologische code voor leden en voorzitter van het Bijzonder Comité Sociale Dienst (hierna BCSD genoemd) een aanvulling is op de deontologische code voor lokale mandatarissen. Deze aanvulling vervangt de algemene deontologische code dus niet, maar vult ze aan;
Overwegende dat in het BCSD er immers wordt beslist over individuele maatschappelijke dienstverlening en integratie en men te maken krijgt met erg gevoelige informatie van kwetsbare mensen voor wie het OCMW vaak het allerlaatste vangnet is. Beslissen binnen zo een hulpverleningscontext vergt dan ook specifieke competenties en bijkomende deontologische aandachtspunten voor wie in het BCSD zetelt. Een specifieke aanvullende code is dan ook aan te raden;
Gelet op artikel 39, 74 en 112 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Overwegende dat het decreet lokaal bestuur voorziet in het opmaken van een deontologische code voor de lokale mandataris;
Overwegende dat het de bedoeling is dat hierin de bestaande decretale bepalingen in verband met de verplichte deontologische houding van de lokale mandataris, verder uitgewerkt, verdiept en geconcretiseerd worden in een eigen lokaal reglement;
Overwegende de goedkeuring van de algemene deontologische code voor lokale mandatarissen;
éénparig
Enig artikel: De aanvulling deontologische code voor leden BCSD wordt als volgt aangenomen:
Artikel 1: Deze aanvullende deontologische code is van toepassing op de leden en de voorzitter van het BCSD en hun plaatsvervanger(s).
Deze code is bij uitbreiding eveneens van toepassing op de medewerkers van de voorzitter van het BCSD, welke ook hun statuut of hoedanigheid is en op de vertrouwenspersonen van de voorzitter of de leden van het BCSD.
Extra aandacht voor het omgaan met gevoelige informatie: beroepsgeheim, geheimhoudings- en discretieplicht
Art. 2: Het BCSD werkt onder het principe van beslotenheid.
Art. 3: De leden en de voorzitter van het BCSD zijn gebonden door het beroepsgeheim wanneer ze door hun mandaat kennis krijgen van geheimen die door personen aan het OCMW zijn toevertrouwd binnen het hulpverleningstraject. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt
Art. 4: Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor de leden en de voorzitter van het BCSD. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens de vergadering (feiten, meningen, overwegingen…) van het BCSD.
De leden en de voorzitter van het BCSD communiceren buiten de vergaderingen van het BCSD niet over de redenen en motieven op basis waarvan ze individueel gestemd hebben bij een individueel dossier.
De geheimhouding geldt niet wanneer het gaat over een beleidsadvies dat opgemaakt werd door het BCSD of over andere interne bestuurlijke beslissingen.
Art. 5: De leden en de voorzitter van het BCSD hebben naast een beroepsgeheim en een geheimhoudingsplicht ook een algemene discretieplicht. Ze gaan altijd op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hen toekomt in de uitoefening van hun functie.
Art. 6: De leden en de voorzitter van het BCSD vertrekken bij de behandeling van cliëntendossiers niet vanuit partijpolitieke en ideologische belangen, maar ze stellen het algemeen belang en het belang van de cliënt centraal.
Art. 7: Enkel de beëdigde maatschappelijk werkers voeren in alle onafhankelijkheid het sociaal onderzoek. De leden en de voorzitter van het BCSD hebben respect voor de wijze waarop de sociale dienst het sociaal onderzoek voert en voor de methodieken die gebruikt worden.
De leden en de voorzitter van het BCSD voeren zelf geen sociaal onderzoek en laten dat integraal over aan de maatschappelijk werkers van de sociale dienst. Dat betekent onder andere dat de leden en de voorzitter van het BCSD zelf geen bevindingen uit het verslag onderzoeken of controleren.
Art. 8: Het BCSD ziet erop toe dat de mandatarissen van het BCSD handelen volgens de deontologische code.
Bij eventuele inbreuken door de leden en de voorzitter van het BCSD in het kader van hun mandaat in het BCSD, geldt de procedure uit de algemene code voor lokale mandatarissen, maar:
Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert het BCSD de aanvullende deontologische code voor de leden en de voorzitter van het BCSD. De leden en de voorzitter bekijken of de code nog actueel is, nog voldoet en of ze nageleefd wordt.
Art. 9: Wanneer een lid of de voorzitter van het BCSD tijdens de bespreking van de hulpaanvraag met zekerheid weet heeft van belangrijke relevante informatie die niet terug te vinden is in het sociaal onderzoek, of die in tegenspraak is met het sociaal onderzoek, dan brengt hij/zij dat in tijdens de bespreking op de vergadering van het BCSD.
Het BCSD kan op basis van die inbreng beslissen om de sociale dienst de opdracht te geven om nader onderzoek te doen. Dat kan enkel als het BCSD meent dat die informatie een substantiële invloed kan hebben op de beslissing van het BCSD.
Art. 10: Wanneer de leden of de voorzitter van het BCSD aangesproken worden door iemand die mogelijk hulp van het OCMW nodig heeft, dan gaat hij/zij het gesprek aan met deze persoon. Daarbij worden volgende principes gehanteerd:
Wordt een BCSD-mandataris gecontacteerd door een burger over iemand anders die mogelijk hulp nodig heeft van het OCMW, dan gelden dezelfde principes.
Art. 11: Als lid of voorzitter van het BCSD treedt men niet op als vertrouwenspersoon voor een cliënt.
Art. 12: Wanneer een cliënt gehoord wordt, dan gebeurt dat met het nodige respect voor het verhaal en de persoon van de cliënt. De cliënt wordt gehoord, niet verhoord.
Er wordt kennis genomen van de rapportering organisatiebeheersing voor het eerste semester van 2022.
Kennisname: éénparig goedgekeurd
Gelet op artikel 219 van het decreet over het lokaal bestuur dat bepaalt dat het organisatiebeheersingssysteem wordt vastgesteld door de algemeen directeur, na overleg met het managementteam;
Overwegende dat het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem en de elementen daarin die raken aan de rol en de bevoegdheden van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn zijn onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn;
Overwegende dat de algemeen directeur jaarlijks rapporteert aan het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad, de raad voor maatschappelijk welzijn en het vast bureau over organisatiebeheersing;
Gelet op de beslissing van de OCMW-raad van 16 december 2019 waarbij het charter organisatiebeheersing van het gemeente- en OCMW-bestuur van Hooglede werd goedgekeurd met beschrijving van het kader voor de aanpak van organisatiebeheersing;
Overwegende dat in het charter omschreven wordt dat de rapportering gebeurt door halfjaarlijks een rapport aan te bieden dat een beeld geeft van hoe de organisatie aan organisatiebeheersing gewerkt heeft tijdens het afgelopen semester;
Gelet op de vaststelling door het managementteam van het dossier organisatiebeheersing voor het eerste semester van 2022 op 26 september 2022;
Gelet op de kennisname door het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau van het dossier organisatiebeheersing voor het eerste semester van 2022 op 10 oktober 2022;
NEEMT EENPARIG KENNIS: van de rapportering organisatiebeheersing voor het eerste semester van 2022.