Raadslid Dimitri Carpentier merkt het volgende op bij de aanvang van de zitting: “Het verslag mag worden goedgekeurd, maar de manier waarop jullie als meerderheid de oppositie stiefmoederlijk behandelen, stoort ons niet alleen, maar het verontrust ons ook.
Op de vorige gemeenteraad heb ik gezegd dat wij het betreuren dat wij als gemeenteraad, toch het belangrijkste bestuursorgaan van de gemeente, als laatste op de hoogte werden gesteld van het sluiten van het recyclagepark.
Toen we de gemeenteraad daarvóór uitleg vroegen over het recyclagepark, kregen we het bericht dat er nog niets beslist was, maar even later stond het wel plots in de krant, zonder dat wij hiervan in kennis werden gesteld en uiteraard ook zonder dat het al goedgekeurd was op de gemeenteraad.
Toen wij twee gemeenteraden geleden extra agendapunten toevoegden, klonk het nogal laconiek: “we moeten de participatiemomenten afwachten, want stel je voor dat we nu al beslissingen nemen en tijdens de participatiemomenten worden teruggefloten. We willen dus geen voorafnames doen.”
Toen ik op de vorige gemeenteraad het standpunt vroeg omtrent de tweede verblijf taks, klonk het even laconiek dat ik wat geduld moest hebben. Immers, de tweede verblijf taks kadert in een pakket van het meerjarenplan en met het College zijn we alle belastingen tegen het licht aan het houden. Lees: er is nog niets beslist en dit zal in december worden voorgelegd. Daags na de gemeenteraad van oktober lezen we echter in de krant in geuren en kleuren het meerjarenplan, inclusief uitleg over de belastingen, zelfs nog voor de participatiemomenten zijn doorgegaan. De uitspraak op de gemeenteraad van 16 oktober, dat alles nog moet worden bekeken en dat jullie alles tegen het licht aan het houden zijn, was dus een flagrante leugen. Bovendien was de pers opnieuw sneller van fundamentele zaken op de hoogte dan de gemeenteraad. Mijn vraag is dus: liegen jullie ons bewust voor of is dit, en ik hoop het oprecht, gewoon een verkeerde inschatting en zullen wij de volgende keer de krant niet nodig hebben om als gemeenteraad te weten wat er op tafel ligt?
Burgemeester Pillaert repliceert: “Het zijn geen leugens, ik heb gezegd dat we nog met van alles bezig zijn. We zijn naar de pers gegaan om reclame te maken voor de participatiemarkten die jullie vroegen. Wij hebben dan aan de pers ook de grote krachtlijnen uiteengezet. Het is dus geen leugen. Jullie konden ook naar deze participatiemarkten komen.”
Raadslid Carpentier antwoordt hierop: “Mijn fractieleden en ik waren aanwezig. Je vroeg geduld te hebben als ik mijn vraag over tweede verblijf stelde. Je zei toen dat er nog niets bekend was. Je had toen kunnen zeggen dat je naar de pers ging gaan.”
Raadslid Frederik Sap vult aan dat de fiscaliteit dus duidelijk al verder stond dan men vanuit de meerderheid liet uitschijnen, waarop raadslid Carpentier aanvult dat het persmoment er voor de gemeenteraad was en dat men dit dus ook al aan zijn fractie had kunnen zeggen.
De Burgemeester repliceert dat er dan geen participatiemomenten meer gehouden moeten worden, dat hij de momenten in de pers aangekondigd heeft en verder het probleem niet ziet.
Schepen Tomas De Meyer vraagt ook nog het woord en verklaart het volgende:
“Graag keerde ik nog even terug op de inleiding van de vorige gemeenteraad.
Ik weet niet of ik het moet wijten aan overdadige bewijsdrang van mensen die hier nog maar kort aanwezig zijn in dit halfrond, maar ik voel het enerzijds als een van de anciens in dit halfrond en anderzijds als mijn morele plicht in het kameraadschap met en uit respect voor mijn 2 oud-fractiegenoten voor wie ik het ook even wil opnemen, als mijn plicht om daar nog even op terug te keren.
Ik ga het niet lang maken. En ik ga ook niet al te veel in detail treden. Maar ik raad u allen aan van het verslag van 25 juni 2015 een keer erbij te halen. Dat is amper 10 jaar geleden.
Ik ga de persoonsnamen vervangen door X en Y.
Ik citeer uit het verslag: X reageert hierbij bitsig en met denigrerende bewoordingen over de prestaties in het verleden van de persoon van Y. De heer Y en de leden van de gemeenteraad kunnen deze handelswijze en de verwoordingen allesbehalve waarderen.
U kan er ook het artikel op HLN van 27 juni 2015 op naslaan, het staat nog steeds op. Ik citeer: “Ik heb hier geen lessen te leren, want in vergelijking met jou heb ik beter gepresteerd dan jij, sukkelaar. Ge zijt een sukkelaar, Y."
Beste Lieve, voor alle duidelijkheid, X maakte op dat moment deel uit van de fractie waar u momenteel in zetelt.
Mocht uw pleidooi voor uw fractie zo een dierbaar punt zijn dat u zo nauw aan het hart had gelegen als u de vorige keer aanhaalde, dan had het misschien mooi geweest van de mensen die nu naast jouw zitten om ook toentertijd de persoon in kwestie te temperen en zich op dat moment uit te laten over de onbeleefde manier van handelen. Dit was nochtans een overtreffende trap van wat er zich in de 10 jaar daarna heeft voorgedaan.
Ik wil dan ook graag pleiten en stel dan ook voor dat beleefdheid en respect geen item is dat verandert en afhankelijk is van de plaats waar je zit in dit halfrond.
Ik wil dit item dan ook graag afsluiten met een woordje poëzie van een Antwerpse dichteres van rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw.
't Is goed in 't eigen hart te kijken
Nog even voor het slapengaan
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hart heb zeer gedaan.”
Raadslid Julie Misplon reageert onthutst op deze uitspraken en stelt dat dit te erg voor woorden is. Ze stelt verder dat iedereen heel goed weet over wie het hier gaat, dat deze persoon er niet meer is en zich niet kan verdedigen en dat het bijzonder triest is dat zoiets gebeurd is.
Raadslid Carpentier vult aan dat hij het bijzonder jammer vindt dat een positieve oproep van raadslid Bruwier tot zoiets heeft geleid. Bovendien wijst hij erop dat de fractie “Allen 8830” toen nog niet bestond, dat het dus fout is om de huidige fractieleden hierin te betrekken en dat hijzelf toen zelfs nog niet in de gemeenteraad zetelde.
Gevraagd wordt om het verslag van de vorige zitting goed te keuren.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Gelet op artikel 74 van het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op het verslag van de vorige zitting in bijlage;
éénparig
Het verslag van de vorige zitting wordt goedgekeurd.
Bij het Departement Zorg van de Vlaamse Overheid wordt een aanvraag ingediend voor een bruto dagprijs van 74,52 € (inwoner eigen gemeente) en 79,46 € (inwoner andere gemeente) voor de 10 kamers in fase 2 van de gerenoveerde B-vleugel. De netto door de bewoner te betalen dagprijs bedraagt de bruto-dagprijs verminderd met het infrastructuurforfait (momenteel 6,29 €/kamer/dag).
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Schepen Frederik Demeyere licht toe: “Het gaat om het bepalen van de dagprijs voor Fase 2 verbouwing B-vleugel. Het betreft 10 kamers die in gebruik genomen worden per 1 april 2026.
4 maand voor de opening moeten we de prijs vaststellen en doorgeven aan Departement Zorg van de Vlaamse Overheid.
We nemen de huidige dagprijs van de B-vleugel fase 1 en de D-vleugel verhoogd met de verwachte index die begin 2026 zal verhogen.
Het voorstel dagprijs is aldus: 74,52 euro per dag voor inwoners van Hooglede en 79,48 euro per dag voor mensen van buiten Hooglede.”
Raadslid Dimitri Carpentier: “Ik begreep dat de kamers sneller klaar zullen zijn, maar dat ze niet gebruikt zullen kunnen worden voor 1 april 2026?”
Schepen Demeyere: “We deden nog een poging om de ingebruikname te vervroegen op de erkenningskalender, maar dat lukte niet. We zitten ook met de zeer uitzonderlijke situatie dat de aannemer 5 maanden eerder dan voorzien klaar is.”
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 over de prijzen voor woonzorgvoorzieningen;
Gelet op de desbetreffende artikelen van de Organieke Wet van 8 juli 1976 op de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Overwegende dat als gevolg van de voorziene opening op 1 april 2026 van fase 2 van de verbouwde B-vleugel van het Woonzorgcentrum Ter Linde, de dagprijs voor deze 10 kamers dient te worden bepaald en te worden ingediend bij "Departement Zorg" van de Vlaamse Overheid;
Gelet op het voorstel tot aanvraag van dagprijs van 74,52 € (inwoner eigen gemeente) en 79,46 € (inwoner andere gemeente) voor de kamers in fase 2 van de gerenoveerde B-vleugel;
Overwegende dat het hier de bruto-dagprijs betreft, die dient verlaagd met het bedrag van het infrastructuurforfait (momenteel 6,29 €/kamer/dag);
Overwegende dat deze voorgestelde prijs overeenkomt met de prijs van de kamers, die na indexering begin 2026 van toepassing zal zijn, in de D-vleugel (geopend in februari 2024) en de prijs van de kamers in de B-vleugel uit verbouwingsfase 1 (geopend in februari 2025) en met eenzelfde comfortniveau als de te openen kamers in de 2e fase van de renovatie van de B-vleugel;
Overwegende dat enkel voor de nieuwe bewoners een prijs dient vastgesteld, vermits de 10 kamers een uitbreiding van de capaciteit betreffen en dus enkel door nieuw op te nemen bewoners zullen worden bewoond;
éénparig
Enig artikel: Bij het Departement Zorg van de Vlaamse Overheid wordt een aanvraag ingediend voor een bruto dagprijs van 74,52 € (inwoner eigen gemeente) en 79,46 € (inwoner andere gemeente) voor de 10 kamers in fase 2 van de gerenoveerde B-vleugel. De netto door de bewoner te betalen dagprijs bedraagt de bruto-dagprijs verminderd met het infrastructuurforfait (momenteel 6,29 €/kamer/dag).
Voorgesteld wordt om vanaf 1 januari 2026 de administratieve bijdrage vast te stellen voor gebruikers van het Dienstenhuis op 2 euro per gepresteerd uur te betalen bovenop de dienstencheque.
Beslissing: goedgekeurd met 14 ja-stemmen (fractie Groep 21, fractie Team Burgemeester en fractie Vlaams Belang) en 7 neen-stemmen (fractie Allen 8830)
Schepen Frederik Demeyere licht toe: “De werking van de dienstenchequebedrijven staat onder druk: er is een concurrentieslag om klanten maar ook om poetshulpen. De prijs van de dienstencheques stijgt, de fiscale aftrek verdwijnt en de kostprijs van de werking stijgt.
Bovendien zit het personeel van het “Dienstenhuis” in een arbeidsovereenkomst zoals bij de overheid, wat duurder is dan bij een gewoon dienstenchequebedrijf en dus de kloof tussen de inkomsten en de kostprijs van de werking binnen ons “Dienstenhuis” exponentieel groter maakt.
Raadslid Lieve Bruwier: “Sinds 1.1.2025 is de kostprijs van 1 u poetsdienst/1 dienstencheque bepaald op 10 euro. Het fiscaal voordeel is stopgezet op dezelfde datum (voorheen was de netto kostprijs van 1 u poetsdienst 6,30 euro). Lokaal wordt er sinds 2 jaar 1 euro administratiekosten aangerekend.
In het nieuwe voorstel zou deze kost op 2 euro komen. Een verdubbeling na 2 jaar.
Wie 4 u poetsdienst heeft per week zou straks 4 u X 2 euro/u X 4,5 weken = 36 euro per maand betalen. Stel 11 maanden/jaar poetsdienst is 396 euro aan administratiekosten. Een verhoging van 198 euro per jaar. En dit alleen om gebruik te maken van de poetsdienst. Bij hoge zorgbehoevendheid is er vaak in hetzelfde gezin ook gezinshulp nodig en/of een combinatie met ondersteuning van een Centrum voor dagverzorging en zijn de kosten voor medische zorg hoog.
We begrijpen dat er keuzes gemaakt worden maar we vinden het moeilijk om deze maatregel te rijmen met wat we hoorden op de participatieavonden. “Er wordt ingezet op efficiënt en transparant bestuur waar de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen dragen.”
De burger in Hooglede wordt in de personenbelasting een belastingverlaging voorgespiegeld van ongeveer 40 of 50 euro maar tegelijk wordt er in zorgsituaties per jaar een verhoging van 198 euro administratie aangerekend voor een onmisbare hulpverlening in de thuiszorg.
Is dat de groep die moet geviseerd worden om de lokale financiën in evenwicht te houden? We hebben het niet over 2 verdieners gezinnen maar over situaties van zorgbehoevenden. Is dat een keuze die betaalbare zorg mogelijk maakt?
Jaarlijks worden er ongeveer 45.000 uren gepresteerd bij 430 klanten. Ongeveer 250 daarvan zijn huishoudens van +75 jarigen. Hoe ouder hoe meer kans op zorgsituaties.
Wij protesteren dan ook tegen een verdubbeling van de administratieve kosten in zware zorgsituaties.
Onze vraag: kunnen gezinnen/alleenstaanden die beroep moeten doen op meerdere zorgverleners zoals hiervoor vermeld een vrijstelling krijgen? Wat zijn de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen?”
Schepen Demeyere: “We willen de kostprijs van het dienstenchequebedrijf op een aanvaardbaar niveau brengen. We voorzien ook dat om sociale redenen een korting/vrijstelling van de administratieve bijdrage mogelijk is, maar bij de verhoging van de administratiekost van 0 naar 1 € hoorden we niemand.”
Raadslid Bruwier wijst erop dat het voor sommige inwoners mentaal moeilijk is om dit zelf te moeten vragen, waarop schepen Demeyere repliceert dat we toch niet meer kunnen doen dan het aanbod doen voor deze korting/vrijstelling die het BCSD kan verlenen in sociale situaties.
Raadslid Bruwier herhaalt ook dat zij het moeilijk blijft vinden dat dit gevraagd moeten worden, ze vindt dat in heel wat situaties van zware zorg het een drempel is om zelf die vraag te moeten stellen.
Raadslid Dimitri Carpentier: “Aanvullend op de terechte opmerkingen van Lieve, kunnen wij ons niet akkoord verklaren met het feit dat de ocmw-raad de bevoegdheid om de administratieve kost te wijzigen, lees: te verhogen, zomaar delegeert aan het Vast Bureau. Dit (opnieuw) omzeilen van de ocmw-raad lijkt ons een brug te ver, nu het (momenteel) gaat om een bedrag van bijna 50.000 euro op kosten van overwegend zorgbehoevende personen. Als de ocmw-raad zelfs voor dergelijke materies niet meer bevoegd zou zijn, dan wordt dit beleidsorgaan meer en meer een lege doos.”
Schepen Demeyere repliceert dat dit opgenomen werd om vlot te kunnen werken, maar dat hij geen probleem heeft met het feit dat deze bevoegdheid bij de raad blijft.
Alle aanwezige raadsleden gaan akkoord met het feit dat in de ontwerp-beslissing de delegatie voor het vaststellen/verhogen van de administratieve bijdrage naar het Vast Bureau geschrapt wordt.
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen van 20 juli 2001;
Gelet op het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
Gelet op de beslissing van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn dd. 16.02.2010 waarbij de poetsdienst via dienstencheques "Het Dienstenhuis" als dienst voor logistieke hulp werd aangemeld;
Overwegende dat het OCMW via Het Dienstenhuis huishoudelijke hulp aanbiedt voor inwoners van Hooglede via het systeem van dienstencheques;
Overwegende dat gebruikers dienstencheques kunnen aankopen aan 10€ per uur;
Overwegende dat in de gebruikersovereenkomst is voorzien dat er een administratieve bijdrage van 1€ per gepresteerd uur wordt aangerekend. Deze bijdrage is een bijkomende kost voor de klanten ter vergoeding van bepaalde kosten bovenop de prestatie van de huishoudhulp. In concreto gaat het hierbij om administratieve kosten voor persoonlijke begeleiding van klanten, opleidingen aan de huishoudhulpen, omkadering van de huishoudhulpen, individuele jobcoaching op de werkvloer en persoonlijke begeleiding van huishoudhulp;
Overwegende dat de huidige administratieve bijdrage niet voldoet om de administratieve kosten te dragen;
Overwegende het voorstel om de bijdrage van 1€ per gepresteerd uur te verhogen naar 2€ per gepresteerd uur;
Overwegende dat er steeds een gebruikersovereenkomst wordt opgemaakt tussen OCMW Hooglede en de gebruiker van de dienstencheques;
Overwegende dat de verhoging van een administratieve bijdrage vereist dat de gebruikersovereenkomst wordt aangepast. Een tweede wijziging is dat de factuur voor de kosten van de administratieve bijdrage om de drie maanden zou verstuurd worden in plaats van om het half jaar;
Overwegende het voorstel van aangepaste gebruikersafspraken in bijlage;
Overwegende dat de gebruiker het recht heeft om zich niet akkoord te verklaren met deze éénzijdige aanpassing en de dienstverlening kan stopzetten mits het respecteren van 1 maand opzegperiode;
Overwegende dat er bij gebruikers waarvan de poetshulp noodzakelijk is in het kader van thuiszorg en waarvan de administratieve bijdrage zou bijdragen tot uitsluiting van de dienstverlening een aanvraag kan worden gericht bij de sociale dienst. De sociale dienst zal hierbij sociaal onderzoek voeren en wanneer de noodzaak blijkt uit het sociaal onderzoek een voorstel tot eventuele tussenkomst in de administratieve bijdrage voorstellen aan het Bijzonder Comité Sociale Dienst die hieromtrent een beslissing zal nemen;
Overwegende het amendement ter zitting om toch geen delegatie te voorzien naar het Vast Bureau voor de vaststelling van de administratieve bijdrage en wijzigingen aan de gebruikersovereenkomst van het dienstenchequebedrijf in het algemeen, die éénparig wordt aangenomen;
met 14 ja-stemmen (fractie Groep 21, fractie Team Burgemeester en fractie Vlaams Belang) en 7 neen-stemmen (fractie Allen 8830)
Artikel 1: Vanaf 1 januari 2026 bedraagt de administratieve bijdrage voor gebruikers van het dienstenchequebedrijf "Het Dienstenhuis" 2 euro per gepresteerd uur te betalen bovenop de dienstencheque.
Art. 2: Het document "Afspraken huishoudelijke hulp Het Dienstenhuis" wordt aangepast en aangenomen zoals in bijlage opgenomen.
Voorgesteld wordt om criteria vast te stellen die bepalen of een aanvrager van poetshulp via het dienstenchequebedrijf 'Het Dienstenhuis' als zorgbehoevend kan worden beschouwd om prioritair poetshulp toegewezen te krijgen.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Schepen Frederik Demeyere: “Al geruime tijd (al sinds midden vorige legislatuur) is er een beleidskeuze gemaakt om de beschikbare werkkrachten in te zetten om eerst de zorgbehoevenden op onze gemeente te bedienen. Dat werd altijd gedaan volgens een weloverwogen kader met criteria (65 jaar en ouder, zorggraad, …) en in eer en geweten afgewogen door onze medewerkers. Maar het kader is nooit officieel bevestigd en duidelijk openlijk afgeklopt.
Vandaag stellen we dit kader bij en leggen we het ook vast zodat dit transparant is voor iedereen.
Het kader is het volgende:
- Iedereen mag zich aanmelden bij het “Dienstenhuis”, elke aanvraag wordt onderzocht en wordt in de wachtrij geplaatst
- toekennen van een poetshulp wordt prioritair gedaan bij mensen ouder dan 75 jaar of met een verminderde zelfredzaamheid (omwille van medische redenen, revalidatie, psychische redenen, …)
- elke aanvraag vanaf 1 januari 2026 wordt beoordeeld volgens dit kader en wordt ter beslissing aan het BCSD voorgelegd
- verminderde zelfredzaamheid wordt onderzocht door de maatschappelijk werker thuiszorg voorafgaand aan het dossier voor het BCSD
- Wat met bestaande klanten die niet tot de zorggroep behoren? De dienstverlening blijft daar behouden tot de poetshulp uit dienst is. Dan wordt opnieuw geëvalueerd of de klant voldoet aan de toelatingsvoorwaarden.
Raadslid Dimitri Carpentier: “Wij zullen dit punt goedkeuren, het lijkt ons een verderzetting te zijn van het beleid dat in de vorige legislatuur al werd gevoerd, namelijk een absolute prioriteit van zorgbehoevenden.
Toch heb ik een praktisch vraagje: wat doen jullie met de huidige niet-zorgbehoevende gebruikers? Blijven zij recht hebben op hun vaste poetshulp tot aan het pensioen of ontslag van laatstgenoemde? Zo ja: wat doen jullie als zorgbehoevenden hun poetshulp wegens pensioen of ontslag? Wordt deze poetshulp dan vervangen, waardoor jullie een even groot personeelsbestand behouden of gaan jullie een poetshulp wegplukken bij niet-zorgbehoevenden. Zo ja, wie zal dan beslissen welke niet-zorgbehoevenden hun poetshulp verliezen?”
Schepen Demeyere antwoordt: “We zullen in eerste instantie steeds de zorgbehoevenden verder bedienen. We proberen aan alle zorgvragen te beantwoorden.”
Raadslid Carpentier wenst te weten of er dan eventueel nieuwe aanwervingen gebeuren, waarop Schepen Demeyere repliceert: “In de zomer vb. hebben we soms poetsvrouwen over bij niet-zorg klanten en die kunnen we dan bij zorgklanten inschakelen. We gaan nooit bij iemand van vandaag op morgen de zorg stopzetten. Het is een flexibel gegeven en er kunnen daar verschuivingen in zijn.”
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de Wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
Gelet op het Koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;
Gelet op het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
Gelet op de beslissing van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn dd. 16.02.2010 waarbij de poetsdienst via dienstencheques "Het Dienstenhuis" als dienst voor logistieke hulp werd aangemeld;
Overwegende dat het OCMW via 'Het Dienstenhuis' huishoudelijke hulp aanbiedt voor inwoners van Hooglede via het systeem van dienstencheques;
Overwegende dat het Dienstenhuis open staat voor iedereen die in Hooglede woont en gedomicilieerd is. Hierbij maken we geen onderscheid op grond van leeftijd, gezinssituatie, inkomen of graad van zelfredzaamheid. Wij geven wel steeds voorrang aan de meest hulpbehoevenden;
Overwegende dat volgende criteria worden voorgesteld om aan te nemen dat iemand als zorgbehoevend wordt beschouwd:
OF
Overwegende dat de verminderde zelfredzaamheid aangetoond dient te worden door een geldig attest of bewijsstuk (bv. klever mutualiteit eindigt op code 1);
Overwegende dat de maatschappelijk werker thuiszorg nieuwe aanvragen tot opstart poetshulp zal voorleggen aan het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst, die hieromtrent een beslissing neemt;
éénparig
Enig artikel: Volgende criteria worden vastgelegd om aan te nemen dat een persoon als zorgbehoevend wordt beschouwd en dus voorrang geniet op de wachtlijst van het dienstenchequebedrijf 'Het Dienstenhuis':
OF
Iedere inwoner van de gemeente die lijdt aan incontinentie kan een jaarlijkse tussenkomst ontvangen, ter hoogte van de prijs van twee rollen grote huisvuilzakken van afvalintercommunale, op voorlegging van een attest van de behandelende geneesheer aan de sociale dienst van het OCMW. De premie wordt uitbetaald na aanvraag.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Schepen Demeyere: Dit agendapunt betreft de aanpassing in het reglement van de bepaling "34 euro" naar "prijs voor 2 rollen huisvuilzakken" - zo moet reglement niet iedere keer aangepast worden bij een nieuwe prijzetting via MIROM.
Er werd bij MIROM nagevraagd of de inzameling van incontinentiemateriaal niet op een andere manier kon worden gedaan (om volume restafval te doen slinken) maar dit was enkel mogelijk via een nieuw afzonderlijk bakje dat dan ook stigmatiserend zou werken.
Het reglement is er voor iedere volwassene die dergelijke problemen heeft (met doktersattest te staven), het geldt niet voor luiers van boorlingen en kleine kinderen.
Raadslid Carpentier: “Dit is een verderzetting van een huidig reglement. Ik stelde wel vast dat er een tegenspraak was tussen de doelgroep: in het overwegend gedeelte staat “iedere volwassene” terwijl in het besluit sprake is van “iedere inwoner”. Wij zouden dan ook graag duidelijkheid hebben over de doelgroep en geven daarbij de voorkeur dat het ruimer is dan “volwassene”, er is immers ook een beperkte groep inwoners die na de peuterfase incontinent is.”
Schepen Demeyere antwoordt dat de doelstelling van het reglement was om dit toe te passen op volwassenen, maar in concrete gevallen kan het ook voor niet-volwassenen.
Raadslid Carpentier repliceert dat in het besluit duidelijk “inwoner” staat, waarop Schepen Demeyere opmerkt dat er ook in het vorige reglement (2019) een verwarring was en ook sprake was van “volwassene”.
Raadslid Carpentier antwoordt dat het gaat om voortschrijdend inzicht.
Schepen Demeyere wijst erop dat er steeds een medisch attest nodig is.
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22/12/2017, inzonderheid artikel 77 en 78, 2e alinea, 3°;
Gelet op de desbetreffende artikelen van de Organieke Wet van 8 juli 1976 op de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;
Gelet op het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn in zitting dd. 25.11.2019, waarin het reglement werd goedgekeurd voor een financiële tussenkomst voor personen die leiden aan incontinentie;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 6 juli 1995 waarbij een reglement werd aangenomen inzake tussenkomst in de kosten van restafvalzakken voor personen met incontinentie, dat werd gewijzigd op 25.11.2019;
Overwegende dat als gevolg van dit reglement iedere inwoner die lijdt aan incontinentie éénmaal per jaar, via het OCMW, een financiële tussenkomst kan ontvangen, gelijk aan de prijs van 2 rollen van 10 grote restafvalzakken, op voorlegging van een medisch attest;
Overwegende dat de huidige prijs voor een grote rol 17€ is, maar dat afvalintercommunale MIROM de prijs zal aanpassen voor de restafvalzakken vanaf 1 januari 2026 naar 28€ per rol;
Overwegende dat de jaarlijkse tussenkomst voor 2026 op 56€ zal liggen;
Overwegende dat het reglement in die zin dient aangepast te worden;
éénparig
Artikel 1: Iedere inwoner van de gemeente die lijdt aan incontinentie kan een jaarlijkse tussenkomst ontvangen, ter hoogte van de prijs van twee rollen grote huisvuilzakken van afvalintercommunale, op voorlegging van een attest van de behandelende geneesheer aan de sociale dienst van het OCMW.
Art. 2: Zijn uitgesloten van de toepassing van dit reglement: personen die wonen in een collectieve voorziening waar de huisvuilophaling op een alternatieve wijze wordt georganiseerd.
Art. 3: De premie wordt uitbetaald na goedkeuring van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst (BCSD), dat beslist op basis van het sociaal verslag van de maatschappelijk werker die deze aanvragen behandelt.
Er wordt beslist om verder in te stappen in de regionale dienst schuldbemiddeling voor de periode 2026-2031 door de goedkeuring van een samenwerkingsovereenkomst.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Schepen Demeyere verduidelijkt dat er de vorige jaren reeds een samenwerking was op regionaal vlak voor deze dienst schuldbemiddeling, dit via OCMW Roeselare. Er wordt gevraagd deze samenwerking voor de komende 6 jaar te verlengen.
Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek - artikel 1675/2 tot 1675/25, betreffende de procedure van collectieve schuldenregeling;
Gelet op het Decreet van 24 juli 1996 betreffende de erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op het besluit van het Vast Bureau dd. 28.05.2025 waarin het Vast Bureau een intentie uitsprak om een verderzetting van een regionale dienst schuldbemiddeling onder promotorschap van OCMW Roeselare te continueren;
Gelet op het Besluit van het Vast Bureau dd. 17.09.2025 waarin goedkeuring werd verleend aan het voorstel tot samenwerkingsovereenkomst om verder te finaliseren op de Algemene Vergadering van de Regionale Dienst voor Schuldbemiddeling dd. 23.10.2025;
Gelet dat de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, het concept van schuldbemiddeling introduceerde. Op 24 juli 1996 legde de Vlaamse wetgever de erkenningsprocedure voor de instellingen voor schuldbemiddeling in een decreet vast. Volgens dit decreet komt een OCMW in aanmerking, mits ze voldoen aan volgende voorwaarden:
Overwegende dat, teneinde af te stemmen op bovenvermelde regelgeving en op die manier binnen het OCMW aan schuldbemiddeling te kunnen doen, verschillende besturen uit de regio, waaronder Hooglede, in 1999 een samenwerkingsprotocol ondertekenden in navolging waarvan OCMW Roeselare een jurist in dienst nam die alle deelnemende besturen ondersteunde op vlak van schuldbemiddeling;
Overwegende dat de Regionale Dienst Schuldbemiddeling (verder afgekort als RDSB) een samenwerking vormt tussen de deel uitmakende OCMW ’s en het OCMW Roeselare, met betrekking tot schuldbemiddeling in de brede zin van het woord. Deze samenwerking heeft tot doel de samenwerking tussen de besturen inzake schuldbemiddeling te consolideren en verder uit te bouwen;
Overwegende dat de doelgroep van de RDSB tweeledig is met specifieke doelstellingen:
Overwegende dat OCMW Roeselare optreedt als promotor voor de regionale werking en de werkgever is van het personeel dat voor de dienst wordt ingezet. De Regionale Dienst is gehuisvest in Roeselare, ingebed in team CSR van het OCMW van Roeselare en staat onder de dagelijkse leiding van de coördinator-diensthoofd van dit team. Volgend personeel wordt ingezet tem 2025: 1 coördinator - jurist (1 FTE), twee dossierbeheerders (1,8 FTE), 1 administratief medewerker (0,6 FTE);
Overwegende dat het huidig functioneren van de RDSB positief geëvalueerd wordt, waarbij het behoud van zitdagen, juridische ondersteuning, tandemwerking en vorming als meerwaarde wordt beschouwd;
Overwegende dat de huidige samenwerkingsovereenkomst loopt tot en met 31 december 2025;
Overwegende dat OCMW Roeselare bereid is de rol als promotor en werkgever voor de regionale werking verder op te nemen na 2025;
Gelet op de beëindiging van de samenwerking door de OCMW’s van Meulebeke (wegens fusie met de stad Tielt) en Moorslede met ingang van 1 januari 2026;
Overwegende het voorstel tot een nieuwe samenwerkingsovereenkomst, in bijlage opgenomen, in een vernieuwde RDSB vanaf 01.01.2026;
Overwegende dat de belangrijkste aanpassingen in het voorstel tot nieuwe overeenkomst als volgt zijn:
Overwegende dat er door deze aanpassingen ook een voorstel wordt gedaan van aanpassing in de personeelsbezetting:
Overwegende dat een simulatie van de begroting van 2026 voor een nieuwe samenwerkingsovereenkomst binnen de RDSB met zes besturen zou betekenen dat er een bijdrage van 20.880,75€ voor OCMW Hooglede wordt geraamd. De afrekening wordt jaar per jaar gemaakt tijdens een Algemene Vergadering;
Overwegende dat aan de besturen wordt gevraagd om de samenwerkingsovereenkomst voor te leggen aan de Raad voor Maatschappelijk Welzijn;
Overwegende dat het tevens noodzakelijk is een tweede overeenkomst te ondertekenen voor de terbeschikkingstelling van een jurist in het kader van de erkenning van het OCMW als instelling voor schuldbemiddeling;
éénparig
Artikel 1: Goedkeuring wordt verleend aan de samenwerkingsovereenkomst van de regionale dienst schuldbemiddeling voor de periode 2026-2031.
Art. 2: Goedkeuring wordt verleend aan de overeenkomst in het kader van het Decreet van 24 juli 1996 houdende de regeling van de erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 3: Afschrift van dit besluit wordt gestuurd aan de Regionale Dienst Schuldbemiddeling, t.a.v. Elke Casier, Gasthuisstraat 10, 8800 Roeselare met ondernemingsnummer 0212.174.137.
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van oprichting van de kostendelende vereniging “intergemeentelijke samenwerking Midwest”.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de samenwerkingsovereenkomst goed.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Schepen Demeyere:
“Van de kostendelende vereniging Midwest maken de volgende diensten deel uit:
1) archiefteam
2) intergemeentelijk dienst preventie (daar is Hooglede geen lid van)
3) noodplanning
4) regionale dienst activering
Voor de raad voor maatschappelijk welzijn gaat het enkel om het onderdeel rond regionale samenwerking activering.
De “Regionale dienst activering” was in de vorige legislatuur een samenwerking onder de vleugels van de stad Roeselare, maar dit stopt, Roeselare plooit terug op eigen werking. Gedurende verschillende maanden werd geprobeerd om een samenwerking via DVV Midwest op te bouwen, maar tevergeefs.
Toch bleef er een noodzaak om dit aan te bieden, plus een verhoogde nood aan activering door de beperking van de werkloosheid in de tijd vanaf 2026. Het gaat om potentieel 48 dossiers voor activering die extra bij de sociale dienst zullen worden aangemeld.
Finaal kwam er een kostendelende samenwerking onder DVV Midwest met 2 besturen: Hooglede en Lichtervelde.
Wat is nu de kostprijs voor het OCMW? Momenteel loopt de “Regionale dienst activering” via Roeselare. Concreet kost dit een 177.528 € aan loonkosten + overhead, waarvan 19.574,98 € voor Hooglede (11%).
Vanaf 2026 zou dit overgaan naar Midwest, er is 46.000 euro (+index) jaarlijks voorzien in het meerjarenplan 2026-2031 (±50% voor Hooglede en ±50% voor Lichtervelde).
Misschien nog belangrijk: de regionale dienst activering kost via Midwest een stuk meer, maar we krijgen in 2025 en volgende ook bijkomende middelen van de Vlaamse en Federale overheid. Voor de Vlaamse middelen gaat het om ongeveer 17.300 € vanuit regio-rol sociale economie (is het netto bedrag na aftrek van wat we aan Mid-West doorstorten).
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de statuten van DVV Midwest dd. 22 december 2017, zoals gewijzigd dd. 18 december 2018;
Overwegende dat in 2018 bij de opstart van de werking van DVV Midwest onder begeleiding van kantoor Vandelanotte een prefilling werd opgemaakt om een ruling met de BTW commissie aan te vragen.
Bij de opmaak van het aanvraagdossier voor de ruling, heeft Vandelanotte gemotiveerd dat de werking van DVV Midwest onder verschillende uitzonderingsgronden valt zoals opgenomen in de BTW circulaire waardoor DVV Midwest vrijgesteld zou zijn van BTW.
Deze ruling werd uiteindelijk nooit formeel beoordeeld door de BTW commissie omdat men geen uitspraak kon doen over het voorafgaandelijk karakter. Sindsdien heeft DVV Midwest steeds gewerkt volgens de afgesproken principes in de prefilling. Dit betekent dat een transparante boekhouding wordt gevoerd (aanvullend volgens BBC), dat voor intergemeentelijk personeel een duidelijk overzicht wordt bijgehouden van de verschillende kosten die volgens een afgesproken verdeelsleutel verdeeld worden onder de deelnemende besturen;
Overwegende dat de besturen in het najaar 2024 de beslissing hebben genomen om de NIP (nood- en interventieplanning) werking in te kantelen van Politiezone RIHO naar DVV Midwest. Naast Midwest-gemeenten maken ook niet-Midwest-gemeenten gebruik van deze dienstverlening (wat momenteel ook zo behouden zou blijven). Gelet op dit nieuw gegeven, keurde de raad van bestuur goed om advies in te winnen van Joost De Bauw, BTW expert.
Om te voldoen aan de voorwaarden van het Wetboek BTW dient DVV Midwest, op basis van het advies van Joost De Bauw, een nieuwe zelfstandige groepering op te richten met bijhorende administratieve formaliteiten. In uitvoering hiervan is een samenwerkingsovereenkomst opgemaakt om een kostendelende vereniging ‘intergemeentelijk samenwerking Midwest’ op te richten die ter goedkeuring wordt voorgelegd;
Gelet op het voorstel van samenwerkingsovereenkomst voor de kostendelende vereniging intergemeentelijke samenwerking Midwest;
éénparig
Artikel 1: De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van oprichting van de kostendelende vereniging “intergemeentelijke samenwerking Midwest”.
Art. 2: De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de samenwerkingsovereenkomst goed.
Art. 3: Een afschrift van deze beslissing wordt bezorgd op dvv-midwest@midwest.be
De raad voor maatschappelijk welzijn besluit de bijdragevoet voor de tweede pensioenpijler van het contractueel personeel met ingang van 1 januari 2025 te verhogen van 2,5% tot 3,0% van het aan RSZ onderworpen brutoloon.
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Schepen Tomas De Meyer: “Om de loonkloof -of nog beter- de pensioenkloof tussen de statutaire en de contractuele personeelsleden te verkleinen is er een tweede pensioenpijler via OFP Prolocus voorzien sinds 1 januari 2022.
Tot op vandaag werkt het bestuur met een vaste-bijdragenformule en een bijdragevoet van 2,5%. Om tegemoet te komen aan de gangbare bedragen die bij de meeste lokale besturen gangbaar zijn en om mogelijke malussen te vermijden, lijkt ons een bijdragepercentage van minstens 3,0% aangewezen. Daarom vragen wij uw goedkeuring om de bijdragevoet vanaf 1 januari 2025 te verhogen van 2,5% naar 3,0%.”
Gelet op de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en haar uitvoeringsbesluiten;
Gelet op de sleuteldocumenten van OFP Prolocus, zijnde de statuten, de beheerovereenkomst, het financieringsplan (algemeen luik en specifiek luik VVSG), de Verklaring inzake Beleggingsbeginselen (algemeen luik en specifiek luik VVSG), het Kaderreglement en het bijzonder pensioenreglement, de toetredingsakte;
Overwegende dat OCMW Hooglede de pensioenkloof tussen haar statutair en contractueel personeel wil verkleinen; dat bijgevolg wordt voorzien in een tweede pensioenpijler voor haar contractueel personeel;
Overwegende dat het bestuur sinds 1 januari 2022 aangesloten is bij OFP Prolocus met een Defined Contribution of vaste bijdragenformule;
Overwegende dat de bijdragevoet werd vastgesteld op 2,5% van het aan RSZ onderworpen brutoloon;
Overwegende dat het sectoraal akkoord van 2020 een minimaal bijdragepercentage oplegde van 2,5%, maar dat, om niet in aanmerking te komen voor een malus op de responsabiliseringsbijdrage en potentieel te kunnen genieten van een korting op de responsabiliseringsbijdrage een bijdragepercentage van minstens 3,0% vereist is;
Overwegende dat de meeste lokale besturen in Vlaanderen intussen een bijdragepercentage van minstens 3,0% hanteren;
Overwegende dat de op basis van het financieringsplan verschuldigde bijdragen worden ingehouden door de RSZ en daarna worden doorgestort aan OFP Prolocus; dat uitzonderlijk de verschuldigde bijdragen ten gevolge van een retroactieve verhoging van het bijdragepercentage manueel worden gefactureerd;
Overwegende dat in de lopende overeenkomst met OFP Prolocus werd bepaald dat het bestuur als bijkomende veiligheid met ingang van 1 januari 2022, de eerste vijf jaar, bovenop de middelen nodig voor de pensioentoezegging, voorziet in een extra prefinanciering van 5% op de bijdragen om zo de kans op het betalen van bijkomende bijdragen te verkleinen; dat deze prefinanciering ter beschikking blijft van het bestuur ter financiering van latere bijdragen;
Overwegende dat het OCMW een MIPS-Groep (Multi-Inrichter Pensioenstelsel) vormt met de gemeente en beide inrichters van het pensioenplan eenzelfde verhoging moeten doorvoeren om de MIPS-groep te behouden;
Gelet op het verslag en protocol van de onderhandelingen van het Bijzonder Onderhandelingscomité in zitting van 6 november 2025;
éénparig
Enig artikel: De raad voor maatschappelijk welzijn besluit de bijdragevoet voor de tweede pensioenpijler van het contractueel personeel met ingang van 1 januari 2025 te verhogen van 2,5% tot 3,0% van het aan RSZ onderworpen brutoloon.
Het mandaat wordt gevraagd voor goedkeuring van volgende agendapunten:
Beslissing: éénparig goedgekeurd
Gelet op de oproepingsbrief voor de Buitengewone Algemene Vergadering van Creat Services dv op 16 december 2025, waarin de agenda werd meegedeeld;
Gelet de bepalingen van het Decreet over het Lokaal Bestuur;
Gelet op het feit dat OCMW Hooglede aangesloten is bij Creat Services dv;
Gelet op de statuten van Creat Services dv;
éénparig
Artikel 1: De raad beslist goedkeuring te verlenen aan alle punten op de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering Creat Services dv van 16 december 2025 en de daarbij behorende documentatie nodig voor het onderzoek van de agendapunten:
Art. 2: De raad draagt de aangeduide vertegenwoordiger, Frederik Demeyere, of de plaatsvervangend vertegenwoordiger, Pieter Declercq, op om namens het bestuur alle akten en bescheiden met betrekking tot de Buitengewone Algemene Vergadering van Creat Services dv vastgesteld op 16 december 2025, te onderschrijven en hun stemgedrag af te stemmen op het in de beslissing van de raad van heden bepaalde standpunt met betrekking tot de agendapunten van voormelde Buitengewone Algemene Vergadering.
Art. 3: Een afschrift van dit besluit zal verzonden worden:
1. Raadslid Alexander Vandemaele
“Hoge energieprijzen vormen niet alleen een ernstig risico voor het lokale overheidsbudget, maar ook voor het budget van onze huishoudens. Energiekosten nemen immers ook bij hen een grote hap uit het budget.
Basisrechten zoals water, verwarming en voeding zijn hierdoor voor veel mensen steeds moeilijker te bekostigen, vandaar onderstaande vragen:
Schepen Frederik Demeyere antwoordt:
“Vraag 1: Op basis van de dossiers die bij het OCMW zijn aangemeld, stellen we geen significante toename van armoede vast die rechtstreeks te linken is aan de energiecrisis.
Daar zijn twee verklaringen voor:
- De energieprijzen zijn ondertussen opnieuw gedaald, waardoor de acute druk op de huishoudbudgetten is verminderd.
- Tijdens de periode van de sterkste prijsstijgingen was het aantal inwoners dat aanklopte vanwege energieproblemen relatief beperkt.
Dit betekent uiteraard niet dat er geen kwetsbare situaties zijn, maar de energieprijsstijging op zich heeft geen opvallende nieuwe piek in hulpvragen veroorzaakt.
Vraag 2: We zien geen structurele toename van hulpvragen specifiek gelinkt aan energie.
Dankzij het Energiefonds van de federale overheid konden we bovendien gericht ondersteunen waar nodig.
Cijfers 2024: 9 gezinnen kregen een tussenkomst in energiekosten voor een totaalbedrag van
€ 6.277,26. Het gaat dus om een beperkt aantal dossiers, maar wel om doelgerichte en betekenisvolle hulp waar de nood het hoogst was.
Vraag 3: Het OCMW heeft verschillende instrumenten ter beschikking:
- Federale middelen via het Energiefonds: deze middelen zijn volledig gesubsidieerd door de federale overheid.
Voor 2024 werden alle middelen aangewend, voor 2025 beschikken we over een bedrag van € 2.485,65 voor tussenkomsten in energiefacturen. Deze steun wordt toegekend na sociaal en financieel onderzoek door de maatschappelijk werker.
- Algemene financiële steun: mocht het federale Energiefonds onvoldoende blijken, dan kan het OCMW terugvorderbare of niet-terugvorderbare financiële steun toekennen na sociaal en financieel onderzoek op voorstel van de maatschappelijk werker en na beslissing van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst. Hiermee kunnen we flexibel inspelen op individuele noden.
- Preventieve werking
Daarnaast blijft het OCMW inzetten op:
- budgetbegeleiding en budgetbeheer
- advies rond energiezuinig wonen via woondienst
- advies rond groepsaankopen groen stroom provincie west-vlaanderen
- doorverwijzing naar energiescans
- het opvolgen van kwetsbare energieklanten (via Fluvius-signalen) en LAC-zittingen”
2. Raadslid Alexander Vandemaele
“De federale overheid heeft beslist om de extra subsidies uit het Impulsfonds voor de lokale opvanginitiatieven van asielzoekers (LOI’s) stop te zetten. Het federale regeerakkoord voorziet bovendien in een geleidelijke afbouw van de LOI’s.
Lokale Opvanginitiatieven staan echter al langer ter discussie. Ze creëren niet alleen een aanzuigeffect, maar uit de praktijk blijkt ook dat de terugkeer van afgewezen asielzoekers vanuit een LOI aanzienlijk moeilijker verloopt. Dit bemoeilijkt een kordate en efficiënte terugkeerpolitiek.
Tegen deze achtergrond is het standpunt van het Vlaams Belang duidelijk: de LOI’s in onze gemeente moeten zo snel mogelijk worden afgebouwd. Uiteraard moet daarbij worden gewaakt over een menswaardige overgang voor de bewoners die momenteel nog in deze opvangvorm verblijven.
Deze visie sluit aan bij een bredere evolutie die zich reeds in tal van Vlaamse steden en gemeenten aftekent. De afbouw van de LOI’s is immers al enige tijd ingezet. Volgens cijfers van Fedasil, gepubliceerd begin januari 2025, is het aantal beschikbare opvangplaatsen in LOI’s sinds 2021 met meer dan 30 procent gedaald.
Belangrijk om te benadrukken is dat de Raad voor Maatschappelijk Welzijn de bevoegdheid heeft om te beslissen over samenwerkingen, waaronder ook de organisatie van LOI’s. Hoewel de opvang van asielzoekers een federale bevoegdheid is, is het aanbieden van LOI’s een vrijwillige keuze van lokale besturen. Onze gemeente is dus niet verplicht om dergelijke opvanginitiatieven te organiseren!
Indien er momenteel een samenwerkingsovereenkomst met Fedasil bestaat, dient bij een eventuele stopzetting wel rekening gehouden te worden met de contractuele bepalingen. Deze overeenkomsten bevatten doorgaans afspraken over de duur, opzegtermijnen en wederzijdse verplichtingen. Een eenzijdige beëindiging is dus niet zomaar mogelijk, maar kan wel degelijk.
In de huidige context, waarin zowat elke stad en gemeente, ook de onze, geconfronteerd wordt met besparingen en een groeiende druk op de lokale middelen, biedt deze evolutie echter ook kansen. Zo kampen we met ellenlange wachtlijsten voor sociale woningen. Door LOI-wooneenheden om te vormen tot sociale woningen of noodwoningen, kunnen we tegemoetkomen aan de noden van onze eigen inwoners die zich in een acute woonsituatie bevinden.
Schepen Frederik Demeyere:
“Deze vraag moet in de OCMW-raad behandeld worden. De contracten met FEDASIL voor de uitbating van een LOI zijn immers afgesloten met OCMW Hooglede.
De impulssubsidies (extra subsidies toegekend aan gemeenten die een LOI openen) zijn inderdaad in maart 2025 afgeschaft. Dit kaderde in de maatregel van de federale regering om de LOI’s af te bouwen. Gelet op deze beleidskeuze werd de maatregel genomen om geen nieuwe LOI’s meer te subsidiëren.
Wat de bestaande LOI’s betreft, daar staat in het federale regeerakkoord dat deze afgebouwd zullen worden, dit is echter nog NIET beslist, er is dus nog geen zicht op wanneer, hoe, overgangsmaatregelen, enz.
Concrete situatie in Hooglede: er zijn 10 LOI-plaatsen:
Momenteel zijn er van deze 10 plaatsen 2 lege plaatsen (voorlopig nog geen toewijzing).
Per plaats in het LOI betaalt de federale overheid (via Fedasil): 51,31 €/dag, staat de plaats leeg dan krijgen we 25,66 €.
- Is er een evaluatie of impactanalyse gemaakt van de werking van het LOI in onze gemeente?
Neen, nog geen dergelijke analyse. Gelet op de kleinschaligheid van het LOI waren er bijna nooit problemen.
- Welke zijn de concrete bepalingen inzake opzegtermijn en wederzijdse verplichtingen in de samenwerkingsovereenkomst met Fedasil?
Voor de 10 opvangplaatsen geldt een opzegtermijn van 6 maanden wanneer deze door het OCMW zouden worden opgezegd.
- Is het College van Burgemeester en Schepenen bereid om de samenwerking met Fedasil inzake LOI’s te herzien of stop te zetten, gelet op de federale afbouw en de lokale budgettaire druk? Desgevallend, heeft het College van Burgemeester en Schepenen reeds juridische stappen ondernomen of advies ingewonnen over een mogelijke stopzetting van de LOI’s?
Er zijn nog geen concrete plannen om het LOI af te bouwen of helemaal stop te zetten, momenteel was de houding hierin om af te wachten wat de federale regering concreet zal beslissen met betrekking tot de LOI’s.
Er is hierrond nog een formele beslissing vanuit de federale overheid, er is nog niet duidelijk hoe de stopzetting/afbouw zal gebeuren, noch op welk tijdstip. Daarom gaan we voorlopig verder met de LOI-werking.
Juridische stappen of juridisch advies werd hierover (nog) niet ingewonnen.
Andere besturen hebben wel reeds de stap gezet om het LOI af te bouwen, wij maken de keuze om nog even te wachten.”
Raadslid Vandemaele stelt dat 10 plaatsen inderdaad niet veel is en vraagt of het vaak gebeurt dat er 2 à 3 lege plaatsen zijn?
Schepen Demeyere antwoordt: “Dit valt niet zo vaak voor, we krijgen ook geld voor leegstaande plaatsen (lager bedrag). Bewoners van een LOI hebben vaak maar 4 maanden om werk en huisvesting te vinden, ze moeten een cursus Nederlands volgen, enz. Daarom wordt het verblijf in een LOI vaak verlengd en die plaatsen worden dan tijdelijk geschorst”.
Raadslid Vandemaele besluit door te stellen dat hij de ontwikkelingen op het federale niveau m.b.t. de LOI’s verder zal opvolgen.